Hoofdstuk 4


While
terwijl
Peter
Peter
talks
praat
to
naar
Mr.
Mr.
Yamaha,
Yamaha
Terwijl Peter met Mr. Yamaha praat,
141
Helen
Helen
walks
loopt
to
naar
the
het
post
post
office
kantoor
to
om te
send
zenden
some
wat
letters
brieven
and
en
postcards.
postkaarten
loopt Helen naar het postkantoor om wat brieven en ansichtkaarten te versturen.
142
Her
haar
mother
moeder
in
in
England
Engeland
loves
houdt van
to
te
receive
ontvangen
postcards.
postkaarten
Haar moeder in Engeland ontvangt graag ansichtkaarten.
143
Helen
Helen
feels
voelt
sad
verdrietig
when
wanneer
she
zij
hears
hoort
from
van
someone
iemand
Helen is teleurgesteld als zij van iemand hoort
144
that
dat
the
het
post
post
office
kantoor
is
is
closed
gesloten
today.
vandaag
dat het postkantoor vandaag gesloten is.
145
She
Zij
then
dan
goes
gaat
to
naar
the
de
bank
bank
to
om te
get
krijgen
some
wat
money
geld
Dan gaat zij naar de bank om wat geld te halen
146
and
en
to
naar
the
de
supermarket
supermarkt
to
om te
buy
kopen
some
wat
food.
eten
en naar de supermarkt om wat eten te kopen.
147
The
de
children
kinderen
walk
lopen
through
door
the
het
park
park
in
in
the
de
hot
hete
sun.
zon
De kinderen lopen door het park in de hete zon.
148
They
Zij
enjoy
genieten van
looking
kijkende
at
naar
the
de
different
verschillende
local
lokale
animals
dieren
and
en
plants.
planten
Zij genieten ervan om naar de verschillende lokale dieren en planten te kijken.
149
After
na
a
een
while
poosje
they
zij
get
krijgen
thirsty.
dorst
Na een poosje krijgen ze dorst.
150
Mark:
Mark
“Let’s
laten wij
get
krijgen
something
iets
to
te
drink.
drinken
Mark: "Laten we iets te drinken halen.
151
I’m
ik ben
very
heel
thirsty.”
dorstig
Ik heb erge dorst.”
152
Mary:
Mary
“I
ik
need
moet
to
te
go
gaan
to
naar
the
het
toilet.
toilet
Mary: “Ik moet naar de wc.
153
I
ik
hope
hoop
there
er
is
is
one
één
nearby.”
dichtbij
Ik hoop dat er een dichtbij is.”
154
Paul:
Paul
“Look!
kijk
There
daar
is
is
a
een
restaurant
restaurant
over
over
there.
daar
Paul: “Kijk! Daar is een restaurant.
155
I’m
Ik ben
sure
zeker
we
we
can
kunnen
use
gebruiken
the
het
toilet
toilet
there
daar
Ik weet zeker dat we daar naar de wc kunnen
156
and
en
buy
kopen
a
een
drink.”
drank
en iets te drinken kunnen kopen.
157
The
de
sister
zus
and
en
brothers
broers
run
rennen
fast
snel
to
naar
the
het
restaurant,
restaurant
De zus en broers rennen hard naar het restaurant,
158
open
openen
the
de
door
deur
quickly
vlug
and
en
go
gaan
in.
in
doen de deur snel open en gaan naar binnen.
159
Mary
Mary
gives
geeft
the
de
boys
jongens
some
wat
money
geld
Mary geeft de jongens wat geld
160
and
en
goes
gaat
to
naar
the
het
toilet.
toilet
en gaat naar de wc.
161
The
de
boys
jongens
buy
kopen
two
twee
bottles
flessen
of
van
fruit
vruchten
juice
sap
De jongens kopen twee flessen vruchtensap
162
and
en
take
nemen
three
drie
glasses
glazen
en nemen drie glazen
163
so
zo
that
dat
they
zij
can
kunnen
share
delen
the
de
drinks.
dranken
zodat zij de drankjes kunnen delen.
164
They
zij
sit
zitten
down
neer
by
bij
a
een
group
groep
of
van
young
jonge
tourists
toeristen
from
van
Mexico.
Mexico
Zij gaan bij een groep jonge toeristen uit Mexico zitten.
165
When
wanneer
Mary
Mary
comes
komt
back,
terug
Als Mary terug komt,
166
she
zij
starts
begint
talking
pratende
to
naar
a
een
Mexican
Mexicaans
girl,
meisje
Marcela,
Marcela
begint zij te praten met een Mexicaans meisje, Marcela,
167
who
dat
is
is
sitting
zittende
next
naast
to
naar
her.
haar
dat naast haar zit.
168
Mary:
Mary
“Hi,
hallo
how
hoe
are
ben
you?
jij
Mary: “Hallo, hoe gaat het?”
169
Are
ben
you
jij
enjoying
genietende
yourself
jezelf
here?”
hier
Vind je het leuk hier?”
170
Marcela:
Marcela
“I
ik
don’t
doe niet
understand.
begrijpen
Marcela: “Ik begrijp het niet.
171
Would
zou
you
jij
repeat
herhalen
that
dat
slowly,
langzaam
please?”
alstublieft
Kun je dat langzaam herhalen alsjeblieft?”
172
Mary:
Mary
(speaking
sprekende
slowly)
langzaam
“Oh,
oh
I’m
ik ben
sorry.
sorry
Mary (langzaam sprekend): “Oh, sorry.”
173
Are
ben
you
jij
enjoying
genietende
yourself
jezelf
here?
hier
Vermaak je jezelf hier?
174
Marcela:
Marcela
“Yes,
ja
I
ik
am
ben
happy
blij
to
te
be
zijn
here.
hier
Marcela: “Ja, ik ben blij om hier te zijn.
175
I
ik
like
leuk vinden
Hawaii
Hawaii
very
heel
much.
veel
Ik vind Hawaii heel leuk.
176
I
ik
like
leuk vinden
the
het
nice
fijne
weather.”
weer
Ik houd van het mooie weer.”
177
Mary:
Mary
“You
jullie
are
zijn
a
een
big
grote
group.
groep
Mary: “Jullie zijn een grote groep.
178
Where
waar
do
doen
you
jij / jullie
come
komen
from?”
van
Waar komen jullie vandaan?”
179
Marcela:
Marcela
“We
wij
are
zijn
a
een
class
klas
from
van
a
een
school
school
in
in
Mexico.
Mexico
Marcela: “We zijn een schoolklas uit Mexico.
180
The
het
school
school
year
jaar
is
is
finished
afgelopen
Het schooljaar is afgelopen,
181
and
dus
now
nu
we
wij
want
willen
to
te
have
hebben
fun
plezier
together.
samen
en nu willen we samen plezier hebben.
182
We
wij
go
gaan
on
op
a
een
trip
reis
together
samen
every
elk
year.”
jaar
We gaan elk jaar samen op reis.
183
Mary:
Mary
“Really?
echt
Would
zou
you
jij
like
leuk vinden
to
te
be
zijn
my
mijn
guest
gast
tomorrow?
morgen
Mary: “Echt? Zou jij morgen mijn gast willen zijn?
184
We
wij
can
kunnen
do
doen
some
wat
things
dingen
together.
samen
We kunnen samen wat dingen doen.
185
Maybe
misschien
we
wij
can
kunnen
swim
zwemmen
in
in
the
het
swimming
zwemmende
pool
bad
of
van
our
ons
hotel,
hotel
Misschien kunnen we in het zwembad van ons hotel zwemmen,
186
or
of
we
wij
can
kunnen
go
gaan
to
naar
the
het
beach.”
strand
of we kunnen naar het strand gaan.”
187
Marcela:
Marcela
“Wonderful!
geweldig
Where
waar
shall
zullen
we
wij
meet?”
ontmoeten
Marcela: “Geweldig! Waar zullen we elkaar ontmoeten?”
188
Mary:
Mary
“Let’s
laten wij
meet
ontmoeten
here
hier
in
in
this
dit
same
zelfde
park
park
in
in
the
de
afternoon.”
middag
Mary: “Laten we elkaar ’s middags hier in ditzelfde park ontmoeten.”
189
Marcela:
Marcela
“Great!
gaaf
At
om
what
welke
time?”
tijd?
Marcela: “Gaaf! Hoe laat?”
190
Mary:
Mary
“At
om
four
vier
o’clock?”
van de klok
Mary: “Om vier uur?”
191
Marcela:
Marcela
“Okay.
oké
See
zie
you
jou
then!”
dan
Marcela: “Oké. Tot ziens dan!”
192
Mary:
Mary
“It
het
was
was
nice
fijn
talking
pratende
to
naar
you.
jou
Mary: “Het was leuk met je te praten.
193
Bye bye!
dag
See
zie
you
jou
tomorrow!”
morgen
Dag, hoor! Tot morgen!”
194