8. Tijd


Luister en zeg na.

Date
datum
Time
tijd
At
om
what
wat
time?
tijd
Hoe laat? / Om hoe laat?
When?
Wanneer?
At
om
four
vier
o'clock
op de klok
Om vier uur.
At
om
half
half
past
over
one
één
Om half twee.
It's
het is
a
een
quarter
kwart
to
naar
three.
drie
Het is kwart voor drie.
It's
het is
five
vijf
to
naar
eight.
acht
Het is vijf voor acht.
It's
het is
twenty
twintig
to
naar
six.
zes
Het is tien over half vijf.
It's
het is
a
een
quarter
kwart
past
over
two.
twee
Het is kwart over twee.
It's
het is
ten
tien
past
over
nine.
negen
Het is tien over negen.
It's
het is
twenty-five
vijfentwintig
past
over
eleven.
elf
Het is vijf voor half twaalf.
Now
nu
Then
dan
Today
vandaag
Tomorrow
morgen
The
de
day
dag
after
na
tomorrow
morgen
overmorgen.
In
in
three
drie
days
dagen
over drie dagen.
Yesterday
gisteren
The
de
day
dag
before
voor
yesterday
gisteren
eergisteren
Three
drie
days
dagen
ago
geleden
drie dagen geleden
Later later
Soon spoedig / gauw
Early vroeg
Late laat
Too late te laat
After na
Before voor / voordat
Evening avond
Morning morgen / ochtend
Noon tussen de middag
Afternoon middag
Night nacht
Minute minuut
Hour uur
Day dag
Week week
This week deze week
Last week vorige week
Next week volgende week
Weekend weekend
Month maand
Year jaar
Monday maandag
Tuesday dinsdag
Wednesday woensdag
Thursday donderdag
Friday vrijdag
Saturday zaterdag
Sunday zondag
January januari
February februari
March maart
April april
May mei
June juni
July juli
August augustus
September september
October oktober
November november
December december